1. Op het Deense Wad: Fanø

Het werelderfgoed van de Waddenzee begint in het uiterste noorden bij Esjberg in Denemarken. Mijn reis in september 2018 naar de bewoonde Deense Waddeneilanden begint in Fanø. Hierna bezoek ik het kleine Mandø  om te eindigen op het grotere Rømø.  På gensyn! Tot ziens op het Deense wad.

Fietsers met achteruitkijkspiegels op Fanø

Om 7 uur zet ik de navigatie van mijn auto  aan met als bestemming het meeste noordelijke Waddeneiland, Fanø in  Denemarken. Een kleine 800 kilometer heb ik te overbruggen. Er gaat een heleboel boven Groningen, wat te denken van Oldenburg, Bremen, Hamburg en Flensburg. Negen uur later neem ik in de haven van Esjberg de veerdienst van rederij Fǣrgen. Drie keer per uur, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat scheep je eenvoudig in met je fiets of auto of als wandelaar in de haven van Esjberg voor zo’n €23 (retour).

De overtocht van twaalf minuten is iets korter dan naar Texel en wat langer dan de pont over het IJ van Centraal Station naar Amsterdam Noord. Het schip dat mij vervoerde, de Fenja, heeft een basicuitstraling van het zuiverste water: you get what you see. Iets wat ook geldt ook voor het haventje van het eiland in Nordby,  de hoofdplaats van het eiland. Hier woont bijna 90%  van de inwoners van het hele eiland, dat zijn 2800 van de 3250.

Twee gezichten

De eerste zeehonden begroeten  je op een zandbank, zo’n beetje recht tegenover een lokale ijstent. Je rijdt van de boot zo op de enige verbindingsweg over het hele eiland van zo’n 12 km.  Een eiland met twee gezichten: de kant van de Waddenzee kijkt uit op de grootste havenstad van Denemarken met alle bedrijvigheid van dien  zoals de montage van meters hoge windmolens, klaar voor plaatsing op zee. De Noordzeekant betekent duinen, zee, strand en bijzondere bezoekers, maar daar over later meer.

Fanø  heeft wel wat van Schiermonnikoog: het is een van de kleinste, zelfstandige gemeentes van het land. Maar dit Deense eiland heeft wel drie plaatsen, namelijk Nordby, de haven en  Sønderho en Rindby, beide nabij het Noordzeestrand. In deze kleine commune voltrekt zich een demografisch wonder: het eiland groeit nog steeds qua hoeveelheid huizen en  inwonersaantal. Momenteel telt  Fanø  3250 inwoners. Een aantal dat een beetje in de buurt komt van Terschelling met 4900. Vanwege de geringe afstand tot Esjberg is het eiland populair bij mensen die op het eiland wonen en in de grootste havenstad van Denemarken werken. Meer dan 600 mensen pendelen elke dag.

Mijn vakantie’huisje’

In Gebrek is een groot woord van Nina Polak zegt een van de hoofdfiguren dat “ (…) gastvrijheid het wezen van ethiek is.” Stel dat dat waar is, dan zit het hier wel goed met de ethiek. Ik  voel me hier zo veilig dat ik mijn fiets onbeheerd laat staan en mijn appartement  niet afsluit. Alles ademt kalmte en rust in een jaren vijftig sfeer, weinig verkeer, fietsers met achteruitkijkspiegels, bejaarden met een fietshelm. Hier lijkt de tijd stil te staan. De huizen in de dorpen hebben rode bakstenen met witte lijnen van de kozijnen . De houten vakantiehuisjes in de duinen zijn vooral zwart en rood met hier en daar gele en blauwe dissonanten. Poppenhuisjes uit de sprookjesverhalen van Hans Christiaan Andersen.

Ik fiets het eiland rond om een idee te krijgen wat me te wachten staat. Om een indruk van vroeger te krijgen bezoek ik in de havenplaats Nordby een museum waar ik als een ezel drie keer mijn hoofd stoot. Blijkbaar waren de mensen zo’n tweehonderd jaar geleden zeker 25 centimeter kleiner dan nu. Het museum is een  oorspronkelijk en voor de 19e eeuw groot huis, met woon-en slaapkamers, keuken en enkele stallen binnenshuis. In een van de ruimtes wordt het verhaal van een inwoner verteld, een zeeman die de hele wereld aandeed.

Thuishavens

Veel eilanden, ook de Nederlandse wadden, waren vroeger de thuishavens van zeelieden van de walvisvaart en de koopvaardij. Van de zeeman is hier in dit museum zijn scheepskist bewaard. Daar waar wij hutkoffers vol kledij meeslepen naar een verre bestemming, is de inhoud van de hier tentoongestelde scheepskist van deze wereldreiziger uit de 19e eeuw wel uiterst minimalistisch. Wat heeft een mens eigenlijk nodig op reis?

Ik trap naar de Noordzeekant en zie langs de vloedlijn rijen auto’s in het gelid staan. Op strand flaneren  mensen in auto’s, op motoren en fietsen. Eén met de natuur? In blik en op wielen. Het is even wennen voor een Nederlandse waddenliefhebber.

Reacties
Alle reacties
Reacties