Aarzelend streel ik
je harde huid
Ik zie enkele zonnestralen op
je geschonden gelaat
in een donkere kamer
Ik versta amper
je gesmoorde stem
Voorzichtig wis ik
het angstschuim van
je uitgedroogde lippen
Ik zoek licht in je ogen
en tast in het duister
Ik wist maar wilde
het niet weten
en dreef mee op
de golven van
je schoonheid
Dagenlang wacht ik
op een teken van leven
Ik strek een hand naar je uit,
bewegingsloos blijf je liggen
Ik kan je niet peilen: hoe diep
ben je gezonken,
waar dool je rond?
Jij was altijd de sterkste,
geen golf ging je te hoog
Een storm van vernieling
raasde door
je kwetsbare lijf
Olympus werd
Atlantis
Ik steek een hand
naar je uit
en brand kaarsjes
Het ontgaat je
Ik vertrek
zonder afscheid
Door de witte duinen
maak ik een omweg
Ik luister naar
het geluid van de branding
Ik kan niet zonder
jou
Omhels me nu met
je westenwind
Morgen streel ik
je zachte huid
en hoor ik
je gebroken stem
in de verte
Overmorgen drijf ik
op je grootse golven
Mijn longen stromen
vol zilte lucht
Je omarmt me
thuis