Uit de dagboekaantekeningen van Karin Lodder en Oscar Kolb, vrijwillige vogelwachters in Boschplaatbarak van Staatsbosbeheer
Het is nogal beestachtig weer, wind en regen. Op de Boschplaat hebben ze nauwelijks een bezoeker gezien. Wel kwam een huifkar langs met Gossen Buren op de bok. Deze voormalig vuurtorenwachter vond het weer ‘nogal dauwig.’ Ik ben geen kenner van de Terschellinger dialecten, maar het woord roept wel vochtige associaties bij me op. Karin begrijp ik direct: ’Het is gewoon pisweer.’
Op de scanner horen onze huismussen in de barak allerlei berichten over de nieuwste aanwinst van Doeksen, de LPG-catamaran. Karin: ‘Zicht op het nieuwe schip hebben we hier niet, we horen de Brandaris via de scanner steeds en dus ook de naam van Willem Barendtsz uitspreken. Klinkt toch anders dan de Friesland, de Midsland en de Holland.’
Regentijd is rusttijd, dus leestijd. Karin begint eindelijk aan Grand Hotel Europa van Ilja Pfeiffer. Een verhaal over…massatoerisme en immigratie. Even geen vogelwachtersrol. Toch stoor ik haar met een paar vragen over de whatsapp.

Goed gesprek
Een boswachter of vogelwachter is een gastheer of gastvrouw die voorlichting geeft en soms mensen een beetje corrigeert met een soort ambassadeursrol. ‘Dat zijn wij hier zeker, zegt Karin, ‘wij zijn gastheer en gastvrouw voor het gebied en voor SBB en we houden toezicht. Op stropers en op mensen die eieren uit nesten van meeuwen halen. Dit is een oude gewoonte hier, ‘Kobbe-eieren’. Ook mag je niet vissen in de slenken. Wat veel voorkomt zijn mensen met loslopende honden. Die spreken we aan.’
Oscar beaamt dit: ’Met een goed gesprek kun je mensen wel overtuigen van het naleven van de regels, bijvoorbeeld dat ze het broedgebied niet mogen betreden. Regels moet je wel handhaven anders moet je ze niet stellen. Sommige mensen hebben daar wat hulp bij nodig.’

Stel dat er geen vrijwilligers op de Boschplaat waren? Dan zouden de mensen van SBB mensen volgens Karin vaker zelf het gebied in moeten, met auto’s en andere snelle vervoermiddelen.
Commissaris
Wat vinden de mensen eigenlijk van jullie als vogelwachters? ‘Wat we merken is dat het voor de meesten het rustig en veilig voelt dat er hier mensen zitten voor het geval er iets aan de hand is. Zij vinden het prettig om een praatje te kunnen maken. Natuurlijk niet iedereen, maar de meesten wel,’ volgens toezichthouder Karin.
’Ik ben op de wal als commissaris bij een commerciële instelling toezichthouder. Nu je er zo naar vraagt begin ik verder na te denken over toezichthouden. Toezicht werkt hier op de Boschplaat wel degelijk. Ik heb net weer mensen aangesproken die hier fietsen in de regen met loslopende honden. De mensen luisteren gelukkig direct en hun honden gingen in de fietskar.’
Toch blijf ik – het regent maar door- me afvragen of het niet een onsje minder kan met die hordes toezichthouders die we op straat, in de supermarkt, in openbare gebouwen, bij allerlei organisaties tegenkomen. Voor mijn gevoel komen er ook in het waddengebied steeds meer toezichthouders: wadwachters, wadgidsen, vogelwachters. En gaat de ene toezichthouder de andere toezichthouder weer bekijken?
Zwart

Ik ben ook aan huis gekluisterd door de plensbuien. De post bezorgt de Harlinger Courant en De Terschellinger. Ik kom een artikel tegen over het afscheid van de opperboswachter van Staatsbosbeheer op Terschelling, Freek Zwart: ‘Beschermen is de basis voor de natuurkwaliteit en dat willen de recreanten uiteindelijk ook. En daar horen bos- en vogelwachters bij.’ 8000 vrijwilligers bij SBB voor natuurbeheer, voorlichting en educatie. Big business dus. Zwart blikt terug en schetst de veranderingen van vijftig jaar geleden toen de duinen onder de voet waren gelopen door intensief recreatief gebruik.
Ik moet met terugwerkende kracht toegeven dat ik een van de boosdoeners was toen. Vijftig jaar- 18 jaar jong liep ik met E., mijn grote liefde door de kwelders en we dwaalden over het strand en door de duinen. The sky was the limit. Vrijheid, blijheid, eindelijk zonder ouders.

Geen vogelwachter te bekennen totdat we bij de slenken kwamen waar boswachters ontspannen aan het botje trappen waren in het water. E. en ik werden vriendelijk uitgenodigd mee te doen. Onhandig als we waren als stadsmensen leverde dat niet veel op, maar we mochten volop mee-eten van hun gerookte buit. Ik proef het witte visje en het goddelijk pijpje bier nog. We hadden een dag om nooit te vergeten. Later werden wij zelf ambassadeurs van dit unieke natuurgebied voor onze kinderen. Ik kan E. niet meer meenemen naar de slenken. Ik brand vanavond een kaarsje voor haar. Ze houdt vast nog een beetje toezicht op mij.
Tekst: Henk Tameling met dank aan Karin Lodder en Oscar Kolb, 040720
Foto’s: Karin Lodder