Gretig graaien naar gratis gympen
In 2006 was ik voor mijn werk op Terschelling. In februari, buiten het seizoen, dus lekker rustig. Ik had een afspraak met twee vriendelijke eilander journalisten. Gewoon bijpraten over werk en leven. Op het eerste gezicht een normale dag. Totdat plotseling de onrust als een donderslag bij heldere hemel toesloeg. Verschillende telefoontjes gingen tegelijk, in de straat werden auto’s onrustig en gehaast gestart. Mijn gesprekspartners raadpleegden in enkele minuten professioneel alle beschikbare nieuwsbronnen. Je hoefde geen Willem Barentsz of Columbus te zijn om te ontdekken dat er iets heel bijzonders was gebeurd. De dorpen liepen leeg, de wegen liepen vol. Alles was kon bewegen, bewoog zich in Landrovers, in aannemersbusjes, op motoren en met andere vehikels naar het strand. Je voelde de spanning op het eiland, iedereen verliet huis en haard, het werk werd massaal neergelegd. Er trok een collectieve waas voor ieders oog. De adrenaline klotste over de plinten, de testosteronproductie sloeg op hol. Op het strand was een megamagneet die alles en iedereen onverbiddelijk naar de hotspots aan zee trok.
De geruchten verspreidden zich met de snelheid van de nieuwste glasvezelkabels. Waren het weer bananen, inktpatronen, overhemden, aluminium koffertjes, frisbees, computers timmerhout, sigaretten, speelgoed, borrelnootjes, sterke drank of cranberries zoals ruim 180 jaar geleden? Hoe groot was de mogelijke juttersbuit?
Na een kwartier bereikten we met tientallen andere 4×4 jeeps in colonne het strand. We zagen van west naar oost een kilometerslang lint van schoenen, schoenen en nog meer schoenen langs de vloedlijnen van het strand. Je waande je in een maanlandschap van schoenen. De inhoud van tientallen bij storm overboord gevallen containers had zich keurig gelijkmatig verspreid langs de vloedlijn. Met aanhangwagens, bestelauto’s en andere rubberen viervoeters die vracht konden vervoeren, waren honderden eilanders en bewoners de schoenen in razend tempo aan het verzamelen tussen paal 10 en 18, van Midsland aan Zee tot zeker Oosterend, voor zover ik kon zien.
Met grote gretigheid, bloedfanatisme en hebberigheid werd het aangespoelde schoeisel van Chinese snit en B-kwaliteit veroverd. Van arbeider en arts, van bakker en burgemeester tot zwembad juf en zeekapitein, iedereen was besmet met het grote verzamelvirus. Geen rangen, geen standen, geen gezeik, iedereen rijk. Voordat ik het zelf doorhad, stond ik ook gretig te graaien in de zandbak van bergen schoenen op zoek naar bij elkaar passende artikelen om zoveel mogelijk paren te verzamelen.
Alles gebeurde met een opwindende snelheid en wel hierom. De stelregel van Wat je vindt mag je houden, gaat voor strandjutters niet op. Officieel moeten ze alles wat ze vinden naar de strandvonder brengen. Meestal vervult de burgemeester van het eiland die functie. Hij bepaalt wat er met de buit moet gebeuren. Geen mens die er echter aan denkt de gratis geschenken uit de zee, terug te geven en het netjes volgens de voorschriften te melden.
In 1993 spoelde op Vlieland complete zeecontainers met sigaretten aan. Denk maar niet dat de rokertjes keurig en beleefd naar het eilander gemeentehuis in de Dorpsstraat werden gebracht. We zijn wel goed, maar niet gek. Trouwens, als ik goed keek, meende ik de burgemeester zelf ook al te ontwaren tussen de collega-jutters.
Mijn werkafspraken kon ik die dekselse dag wel vergeten. Niemand thuis, op school of op kantoor. Iedereen was op het strand gratis gretig graaien. Ik verliet een beetje heimelijk het eiland met een twintigtal paar schoenen. Op de boot begon ik me al af te vragen wat ik met bijzondere trofeeën eigenlijk moest doen. Mooie sportschoenen had ik thuis in diverse uitvoeringen, met Amerikaanse naam, made in China.
Jarenlang lag mijn enige juttersbezit bij ons eenzaam en verlaten in de garage. Niemand had belangstelling voor het inferieure sportspul uit China. Met enige schaamte heb ik ze voor hergebruik ingeleverd bij de kringloopwinkel.
Ik loop langs de veranderlijke lijnen van het strand en denk terug aan die dag in 2006. Ik wist niet dat ik ook zo hebberig kon zijn, zo gretig graaiend naar gratis genot. Ik mijmer over karaktereigenschappen die eigenlijk het daglicht niet kunnen verdragen.
Op mijn koptelefoon hoor ik Tom Petty and the Heartbrakers zingen: Into the great wide open. Under them skies of blue. Out in the great wide open. A rebel without a clue.
Lino 2023: Edith Brouwer Atelier Open Amsterdam
Iets gewijzigde versie van een column uit de bundel Over ’t Wad (2016)