Eilander portret van Ellen Starrenburg door Monique Bonnema
Vuurtorens zijn de bakens in het leven van Ellen Starrenburg, ambtenaar burgerlijke stand in West-Terschelling. Iedere toren heeft een ander ‘karakter’ door het specifieke lichtpatroon van de vuurtoren. Het ritme waarin de lamp ronddraait, waardoor licht en donker elkaar afwisselen.
Op de keukentafel een grote schaal vers geplukte cranberries. Daarnaast ‘De Terschellinger’. Ellen heeft potjekoek gemaakt. Vanuit de keuken in de loodscommissaris- woning heb je zicht op de grote tuin. Geen schuttingen, alleen maar duinen met helmgras. Aan de voorkant van het huis heb je zicht op de Brandaris. Ellens vader was hier ooit vuurtorenwachter. Als klein meisje klom Ellen met haar vader de trappen op van de vuurtoren. Ze mocht soms mee als haar vader ‘een wachtje ging draaien.’ Als ze weer buiten kwamen, raapten ze in het donker de vogels op die verblind door het licht van de vuurtoren dood beneden lagen. Niet omdat ze vogelaars waren, maar om de dieren, die nog warm waren, als voedsel te bereiden. Het was vlak na de oorlog. ‘Er was niets’. Gedroogde scharretjes werden op de aardappels meegekookt. De bunkers van de Duitsers lagen ongebruikt in de duinen. Niemand van de vaste wal had toen de rust van een eiland nodig. De Brandaris was alleen nog maar een vuurtoren en niet een trouwlocatie voor bruidsparen.
‘Eilanders trouwen in het gemeentehuis en niet op de Brandaris.’ Ellen kan het weten, want zij was twintig jaar ambtenaar van de burgerlijke stand. Wie had ooit kunnen bedenken, toen zij als kind in de bedstede boven in de Brandaris lag, dat zij hier zoveel jaar later in toga huwelijkspartners de trouwbelofte zou laten afleggen?
Als Ellen zes jaar is, verhuist het gezin van Terschelling naar Westkapelle. Zeeland is voor haar vader een promotie, hij wordt daar vuurtorenwachter en ook hoofd van de kustwacht. Westkapelle, één schittering per seconde. Als de Duitse coaster “Achilles” op de dijk vastloopt, mag Ellen mee naar de uitkijkpost om te zien hoe het schip als een sardineblikje op de wal wordt gerold. De journalisten van het ANP verzamelen zich in hun woning voor koffie en broodjes. Het is nog vóór de Deltawerken.
Ellen spreekt Zeeuws, helpt mee op het land, vangt krabben en kokkels. Zij gaat niet ter kerke. Als kind van PvdA- ouders is haar positie in Zeeland van meet af aan bepaald. Zij horen er nooit echt bij. Haar moeder maakt voor de kinderpartijtjes ‘sandwiches’. Zomers verlenen zij onderdak aan badgasten. Dat bevorderde de integratie van het gezin in Zeeland niet, want het zijn veelal Duitsers die hun slaapadres bezoeken.
Aan het begin van de middelbare school leert Ellen een ander vuurtorenkarakter kennen. Het gezin verhuist naar Scheveningen. Het is opnieuw een oefening in aanpassen, want nu wonen ze bij de zee met hun rug naar Den Haag.
Ellen gaat naar de mulo met kinderen uit de stad en later naar de kweekschool. Zij wil op eigen benen staan, gaan werken, zodat ze ook een Puch kan kopen. Dus stopt ze met deze opleiding. Nog liever wil zij als enige van het gezin terug naar Terschelling.
Ellen las altijd de Harlinger Courant met gedichten over het eiland. Als klein kind moest haar vader voor het slapen ‘over vroeger op Terschelling’ vertellen. Over opoe die tien kinderen baarde en van de burgemeester toestemming kreeg om nog een baby in het gezin op te nemen van een zeemansfamilie. Over hoe opoe met een pannetje vlees in haar schort met een beurtschip naar Schiermonnikoog ging. Naar haar zoon, die daar inviel als hulpwachter op de vuurtoren. Bij de vuurtoren van Schiermonnikoog kampeerde een stadse Groningse. Kamperen deed niemand in die tijd. Zij ging mee terug naar Terschelling, zonder haar lippenstift en werd Ellens moeder.
Toch willen Ellens ouders niet dat zij als 20-jarige teruggaat naar Terschelling. ‘Maar ik ging toch’. Zij trouwt op het eiland met een jongen van de Zeevaartschool en krijgt twee kinderen met hem. Een huwelijk als zeemansvrouw betekent een man die negen maanden per jaar weg is. ‘Dat was toen heel gewoon’ en zij was ook niet de enige zeemansvrouw op Terschelling. Zij besluiten het roer om te gooien. Haar man wordt loods, zodat hij niet meer lang van huis is.
Na een periode in Hoek van Holland keren zij weer terug naar Terschelling. Er is enorme woningnood. Ze verhuizen wel dertien keer, totdat haar huidige loodscommissariswoning beschikbaar komt waar ze nu nog woont. Niet meer met haar man, want het huwelijk strandde. Zij moet na haar scheiding in haar eigen onderhoud voorzien en is nu weer in de positie van de jonge vrouw die destijds terugkeerde van de wal. Zij had één doel voor ogen en dat was na de scheiding op Terschelling in deze woning blijven, vlak bij de Brandaris.
In 1998 wordt zij na haar sollicitatie bij de burgemeester van Terschelling geroepen. Ellen kan starten als ambtenaar van de burgerlijke stand. Een leraar Nederlands had haar geholpen met de sollicitatiebrief. De eerste aan wie zij vraagt ‘Neem je aan tot je wettige echtgenoot en verklaar je getrouw alle plichten te vervullen die de wet aan de huwelijkse staat heeft verbonden?’ is haar dochter. Het eerste huwelijk dat zij sluit van de 599 die nog volgen. Locatie: de Brandaris. Karakter: 1 schittering per 5 seconden; 0,3 seconden licht, 4.7 seconden donker.
Monique Bonnema, oktober 2020
Eilander portretten
Van 5 tot 9 oktober 2020 volgden veertien mensen uit heel Nederland in de Folkshegeskoalle Schylgeralân, de volkshogeschool van Terschelling, een schrijfcursus onder de titel Eilander portretten. In enkele dagen werden de cursisten voorbereid op een interview met een bewoner van het eiland die vrijwel zijn of haar hele leven op dit Waddeneiland heeft doorgebracht. Het resultaat van de interviews in de vorm van een geschreven portret en een column verschijnt wekelijks op deze site. De serie startte op 16 november 2020
Henk Tameling, docent/Stichting Over ’t Wad
Wat een mooi verhaal. Met interesse gelezen. Mijn grootvader, Hendrik sStarrenburg, kwam ook van West Terschelling. Misschien zijn we familie.
Erg leuk om te lezen. Mijn man en ik zijn in 2003 door Ellen getrouwd.