Eilander portret van de familie Knop door Hannie Roemersma-Roodink
Een vriendelijke heer Tijs Knop opent de deur van huize “Dune Poeë”. Dit betekent het huis van oma bij het duin. Zijn vrouw zit al klaar in haar stoel. Zij vertelt en stuurt het gesprek als een kapitein, hij valt in en voert uit als een eerste stuurman. De kachel is goed opgestookt, een gehaakt kleedje op de bank, een teddybeer en hun poes. Mijn oog valt op twee planken met albumboeken, vooral portretten van oud eilanders. Verder veel boeken over Terschelling.
Geboren en getogen Terschellingers, oud 89 en 88. Ouders en voorouders, allemaal van “tussen de schelpen”. Zij zag hier het levenslicht in een oud huisje waar ook haar moeder geboren was. Dit is later onbewoonbaar verklaard en afgebroken. Tijs en zijn vrouw lieten hier een nieuw huis bouwen voor hun moeder die nu geen huis meer had. Later gingen ze hier zelf wonen. Hij woonde slechts een paar straten verder. Lachend zegt hij “Vroeger hoefde je niet zo lang te zoeken”.
“We trouwden in 1955 en kregen vier kinderen. Drie zoons en een dochter en 11 kleinkinderen.”
Vijf jaar werkten we beiden in de wooninrichtingzaak van zijn vader. Tapijt leggen, gordijnen ophangen en dergelijke. Hij zegt: “Ik mocht niet varen want mijn moeder was doodsbang van het water. Enkele kinderen en kleinkinderen gingen wel varen. We begonnen een fietsverhuurbedrijf. De smid had wel vijf, misschien tien opgeknapte fietsen die hij verhuurde. Wij begonnen als eersten met nieuwe fietsen. Het was hard werken. Van uit bed tot op bed, zeven dagen in de week. We deden alles zelf, zonder personeel. In de winter was het rustiger, maar moesten evengoed de fietsen weer nagekeken worden en in huis moesten weer dingen gedaan worden. Het was eerst moeilijk rondkomen. In het seizoen verhuurden we ons huis tot in het kleinste hoekje. Zelf woonden we dan in een schuur met een keukentje erachter. Er kwamen steeds meer toeristen en meer fietsverhuurbedrijven. Men zag dat er wat te verdienen viel. Ja, ze apen je na.”
“We hadden ook kinderfietsen, maar die werden niet steeds vernieuwd. Ze werden goed onderhouden en konden dan wat langer mee. Er kwamen ouders met vier kinderen en dat waren zes fietsen. Een fiets huren kostte twee gulden vijftig en een kinderfietsje kon dan goedkoper. Je moest het voor de mensen ook betaalbaar maken. Dan kwamen ze bij je terug.
Er kwam eens een grote groep kinderen nog laat met de boot en die moesten nog naar de Wierschuur in Oosterend fietsen. Het was slecht weer en wij hebben de bagage gebracht zodat die niet nat werd. Ja dat deden we toen hoor. Maar niet voor iedereen. Nu vragen ze je al om een kleine beautycase naar Oosterend te brengen. We leerden veel mensen kennen door de verhuur en als mensen na lange tijd nog eens terugkwamen waren ze verrast als wij ze herkenden. Wat beteken je nou voor die mensen.”
“We werkten samen in de zaak van 1960 tot 2000, toen onze dochter en haar man het bedrijf overnamen. Zij was er geschikt voor en wilde het ook graag. Ze is getrouwd met een boerenzoon uit Oosterend en boeren zijn handig. In die tijd was er niet veel tijd om met de kinderen wat te doen, in de winter wat meer. Op zondagen werd er gewandeld en zochten we naar flessen langs de vloedlijn. Dat was nog leerzaam voor de kinderen. Er zaten kurken met zegels op zoals van Italië of Rusland. Thuis zochten we dan op waar dat lag. In de herfstvakantie gingen we met de kinderen naar parken zoals een dierentuin of naar de Efteling. Later gingen we met ons tweeën met de camper reizen door Europa.”
Ze waren ook actief bij verenigingen. Mevrouw Knop is 27 jaar bestuurslid geweest van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers. Ook nu nog heeft ze uren te kort in een dag. Ze breit sokken in alle maten met de Terschellinger vlag en ook andere dingen. Die verkoopt ze in de zomer in een stalletje langs de weg. Ze maakt ook muisjes van schelpen. Mijnheer Knop heeft 21 jaar bij het koor West Atletha gezongen. En zegt lachend: “Ik houd ook van slapen en van strandjutten.”
“Jarenlang verbleef er een Russische jongen bij onze familie. Hij kwam met een groep op vakantie. De ouders van onze schoondochter betaalden de reis, hij logeerde bij onze jongste zoon en wij kleedden hem. In 2006 spoelden tienduizenden schoenen aan op het strand. Hij mocht de gejutte schoenen zelf verkopen en het geld houden. Zo ging hij naar huis met 1100 euro. Zijn moeder verdiende 30 euro per maand. Thuis was de koe doodgegaan. Ze konden een nieuwe kopen en nog meer doen met het geld.”
Aan het eind van ons gesprek zegt Mevrouw Knop dat het net is alsof we elkaar al heel lang kennen en zichtbaar tevreden dat ze hun verhaal mochten vertellen, nemen we afscheid.
Eilander portretten
Van 5 tot 9 oktober 2020 volgden veertien mensen uit heel Nederland in de Folkshegeskoalle Schylgeralân, de volkshogeschool van Terschelling, een schrijfcursus onder de titel Eilander portretten. In enkele dagen werden de cursisten voorbereid op een interview met een bewoner van het eiland die vrijwel zijn of haar hele leven op dit Waddeneiland heeft doorgebracht. Henk Tameling, docent/Stichting Over ’t Wad