EEN BOTERHAM MET TEVREDENHEID

Over ondernemer en oprichter van de EVT, Bernard Haantjes van Formerum, Uit hoofdstuk 5 van De slag om de veerboten door Henk Tameling. November 2023

Een mens kan doen wat hij wil als hij erin gelooft. Bernard Haantjes

Een lange, meanderende weg is het, de Hoofdweg van west naar oost. Veertien kilometer lang leidt de enige verbinding tussen de hoofdplaats West en het laatste dorp Oosterend langs een gedurig wisselend uitzicht op bos en duin aan de linker- en grazige weilanden aan de rechterzijde.

Het is een overzichtelijk eiland, Terschelling. Die ene weg leidt je door dorpen met oude namen als Hee, Baaiduinen, Midsland, Landerum, Formerum, Lies en Hoorn. Precies halverwege de Hoofdweg, na zeven kilometer dus, kom je langs Formerum, een kern zo klein dat de straten er geen namen hebben, en trouwens ook geen trottoirs.

Hier, op Formerum 28, pal naast de woning van zijn opa en oma op Formerum 26, in een huis dat al meer dan 375 jaar familiebezit is, wordt op 11 juli 1955 Bernard Haantjes geboren. Hier zal hij opgroeien, met zijn vader en moeder, met zijn broer Hessel en zus Nick. En met Johan, zijn halfbroer. Johan kwam met hun beider vader mee naar Terschelling.

Bernards moeder is van Terschelling. Waar de meeste vrouwen op het Waddeneiland tot ver in de twintigste eeuw met een man trouwen die ook op het eiland geboren is – wat op de ‘arme’ oostkant betekent: trouwen met een boer – verlangt Bernards moeder méér. Om te beginnen: een man van de wal. Ze wil niet het leven dat haar eigen ouders leiden, ze neemt geen genoegen met een bestaan als boerin naast een boer. Ze kan het al niet verkroppen dat ze van haar ouders na de lagere school niet mag dóórleren. Haar eigen kinderen zal ze daarom blijven aanmoedigen. Ze moeten studeren. En bidden. En werken. Hard werken is een deugd, net als burenhulp. Dat doe je gewoon.

Geloof, hoop en liefde. Elke dag houdt Bernards moeder haar kinderen de waarden van het christelijke geloof voor, elke dag leest ze voor het eten uit de Bijbel. Bernard mag ook vaak vóór en soms na het eten voorlezen uit de Heilige Schrift. Hij zal zich zijn moeder herinneren als een wijze en doortastende vrouw voor wie recht door zee en rechtvaardigheid deugden zijn die zij niet slechts met de mond beleed, maar elke dag in de praktijk bracht. Practice, don’t preach. De buren van Formerum zijn het gewend, al eeuwenlang, in goede en in slechte tijden.

Niet lang na het einde van de Tweede Wereldoorlog was de oude Haantjes vanuit Delft met zijn zoon Johan naar Terschelling gekomen. Het was 1948 en op het Waddeneiland was bij de ruilverkaveling werk te vinden; vader Haantjes kon aan de slag als vrachtwagenchauffeur. Ook op de Boschplaat viel ook de nodige grond te verzetten. Aan werk geen gebrek. Wel aan voldoende eten en drinken.

Het waren in Nederland de jaren van ‘noodbrood’, goedkoop wittebrood met financiële steun van de regering. Ook bij de Haantjes hadden ze het niet ruim. De magen worden ’s ochtends en ’s avonds vaak gevuld met een boterham met tevredenheid. Tussen de middag staat de groente uit eigen tuin op een petroleumstel te pruttelen. Voor vlees is nauwelijks geld. De zee is goed voor zelf gevangen vis, in de slenken trappen de mannen scholletjes, in de duinen vangen ze konijnen en de eendenkooi levert zo nu en dan een extra lekkernij op.

Het ritme van die dagen wordt bepaald door de melkrijders, door mannen als Tjalf Haan, Douwe Spanjer, Arie Doeksen, Hille van Pieter Zorgdrager en Brand Buren. De wegen op het eiland zijn stil en verlaten, totdat in de verte het geluid klinkt van hun rammelende melkbussen. Tweemaal daags halen de melkrijders, drie wagens van ‘op west’, twee van ‘om oost – de melk langs de kant van de weg op en brengen ze veevoer en de dagelijkse nieuwtjes.

Vanaf 7 uur ’s ochtend en 6 uur ’s avonds. Je kunt er de klok op gelijk zetten, elke dag weer, zeven dagen per week. Behalve in de winter, dan wordt de melk slechts een keer per dag opgehaald. De strenge winters van ’56/’57 en ’62/’63 leveren problemen op als de melkproducten niet meer naar de wal kunnen. De melkwagens worden tijdelijk vervangen door arrensleeën die de melk van oost naar west brengen.

Een eilander boer kan leven van zes koeien. De meeste boeren hebben er minder, en moeten er dus een baan bij doen. Tweehonderd boeren en boertjes leveren dagelijks hun melk aan de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek van Terschelling, op de grens van Formerum en Lies. Die fabriek is in 1917 ontstaan uit de fusie van de eerste Roomboterfabriek van Klein Lies, De Toekomst van Landerum en Formerum en de fabriek van Midsland. De productie is gestaag toegenomen: van 1 miljoen kilo melk per jaar in de jaren twintig, naar 3,5 miljoen kilo in de jaren vijftig. Dat komt neer op ongeveer 4000 liter melk per koe. Jaarlijks ontvangt een boer 2000 gulden per koe.

In Bernards jeugd kent Terschelling veel kleine boeren. Na de Tweede Wereldoorlog stond de landbouw in Nederland in het teken van schaalvergroting en mechanisatie. Ook op Terschelling werden veel kleine boerenbedrijven opgeheven of samengevoegd. Waren er in 1967 nog 120 rundveehouderijen, tien jaar later is dat aantal geslonken tot 56. Anno 2008 telt het eiland nog twintig agrarische ondernemingen. De kleine perceeltjes landbouwgrond van weleer zijn door middel van ruilverkavelingen vergroot en beter ontsloten, waardoor efficiënter gewerkt kan worden. Akkerbouw is helemaal van het eiland verdwenen.

LEES VERDER IN HET HELE BOEK, TE VERKRIJGEN VANAF 18.11.23 BIJ UW BOEKHANDEL OF BIJ WWW.UITGEVERIJLOUISE.NL

Reacties
Alle reacties
Reacties