Acht dagen na de MSC Ramp
Ontevreden, onrustig, een beetje opgewonden, zo voel ik me terwijl ik thuis vanachter mijn laptop dagenlang het nieuws volg over de milieuramp in mijn favoriete vakantiebestemming. Machteloos ook want wat kun je als burger op het vasteland in je eentje eigenlijk doen om de stranden, de duinen, de dijken en de kwelders schoon te maken? Sommige mensen storten geld terwijl er geen donaties worden gevraagd. Anderen nemen de overtocht naar een eiland om op het strand te gaan jutten. Dinsdag was dat sowieso lastig: er voer geen enkele veerdienst vanwege het hoge water. Een nationaal of regionaal gecoördineerde hulpactie ontbreekt. Met de beste bedoelingen doet iedereen iets op zijn eigen houtje. Ik pieker me suf en surf maar weer uren achter elkaar op de nieuwsgolven van #MSCZoe.
Dinsdagavond zie ik een oproep op Twitter van een vage bekende van de middelbare school in Heerenveen waar zij ooit leerling en ik ooit leraar was. Annemarie wil net als ik de handen uit de mouwen steken. Via @HelpWad vernemen we dat boven Lauwersoog hulp wordt gezocht om de kwelders en dijken op te ruimen. Via een appje spreken we of om vanaf meetingpoint Hotel Leeuwarden samen te reizen naar een van de rampgebieden op het vasteland. Een mini-Elfstedenkoorts nestelt zich in mijn lijfje: wie en wat kom ik vandaag tegen?
De Afsluitdijk is niet meer zoals gisteren bedolven onder de roze kinderbadjes en vlak voor Lauwersoog hebben talloze, naamloze vrijwilligers ook hun stinkende best gedaan om de containervrachten piepschuim van de dijkhellingen af te krijgen. We rijden door de Westpolder en komen in de buurt van Kolham, Vierhuizen en bij Hornhuizen onder aan de dijk ontmoeten we op een parkeerplaats een vriendelijke vrijwilliger van @HelpWad met lange stok, het afgesproken herkenningsteken. Hij wijst ons de weg en laat attent weten dat, als we klaar zijn, er een kop soep voor ons klaarstaat in Hornhuizen.
Gewapend met vier vuilniszakken van plastic, handschoenen, capuchons en mutsen tegen de felle wind pakken we elk stukje wit dat we kunnen grijpen op de dijkhelling. De lichte veertjes van meeuwen brengen ons qua kleur soms even in verwarring. We laten ze liggen in hun natuurlijke omgeving. Het is nog een heel gedoe om in de wind de piepschuimkorrels te pakken te krijgen. Ze zijn super licht en waaien met deze sterke wind overal heen. Het grootste deel blijft gelukkig voor ons als oprapers in het natte gras hangen. Je realiseert je dat er iets moet gebeuren, plastic vergaat niet, de effecten blijven dus permanent merkbaar. Bij elk piepklein stukje schuim dat ik in mijn vuilniszak deponeer, maak ik een klein vreugdedansje: weer een paar millimeter troep niet in de maag van een vogel, schaap of koe.
De helling van de dijk is best stijl en glad door het natte gras en rijkelijk voorzien van schapenkeutels. Gestaag werken we in stilte en eenzaamheid- er is geen schaap te bekennen- onder de blauwe lucht door aan onze zelfopgelegde opdracht een heel klein stukje van dit bijzondere gebied te bevrijden van de uitwerpselen van de economische ratrace. Af en toe wisselen we van positie boven aan en halverwege de dijk.
Het eerste uur werkt het lichaam zonder piepen enthousiast mee aan deze uitdaging. Maar geleidelijk begint de stijve rug op te spelen van het ongebruikelijke buigen en strekken op een steile helling. De tussenpozen tussen een paar stukken piepschuim, Philipslampjes en restanten van een koelkast worden iets langer. Ik gun mezelf een pauze van vijf minuten om een paar plaatjes te schieten van de onmetelijke leegte van dit verlaten gebied. De zon breekt aarzelend door en geeft het riet aan de waterkant een gouden randje.
Ik ben mijn collega uit het oog verloren en zoek het hoger op om te zien waar ze is gebleven. Voorzichtig beklim ik stap voor stap de dijk en met een gevoel van zelfmedelijden denk ik terug aan een bergwandeling in de Alpen. Dutch mountains, als het ware. Annemarie loopt in weer en wind onderaan de andere kant van de dijk, langs de kwelders waar de containertroep nog niet over de dijk is gewaaid. In de verte zie ik nog een drietal medestanders van deze opruimexpeditie gebogen staan over plastic repen van een centimeter of 80, lampjes en vlokken piepschuim. Ik recht steeds vaker mijn rug en geniet van de kwelders die er ogenschijnlijk schoon bij liggen en van het uitzicht op Schiermonnikoog. Daarboven liggen de plekken des onheils op de drukste scheepvaartroute ter wereld waar 291 warenhuisjes overboord vlogen. Gemiddeld gaan er 150 per jaar. Deze ecologische ramp voelt veel meer dan twee keer het gemiddelde.
De avond begint zich geleidelijk aan te kondigen, ons lichaam vindt het welletjes en verlangt naar de beloofde warme soep. Wij deponeren met enige trots onze zakken op de laadbak van een Waterschapvehikel en kiezen richting Hornhuizen. In een tot modern omgetoverd dorpshuis, genaamd Wongema worden we getrakteerd op soep met brood met boter. Mijn hoofd gloeit alsof ik uren heb geschaatst op het Tjeukermeer. IJs, brand en ongelukken verbroederen in het noorden van Nederland.
Goed bezig geweest lief! X