Ik heb iets met de oorlog. Karrenvrachten vol vragen heb ik over ’40-‘45. Ik zou mijn vader ernaar willen vragen. Hij zweeg zijn leven lang. Stelde ik de verkeerde vragen? Ik wou de vriend van mijn vader ernaar vragen. Hij nam de verzwegen antwoorden ook het graf mee in. Boeken, films en musea geven me indrukken hoe het wellicht geweest is en waarom.
Als verse pensionado heb ik zeeën van tijd om te lezen en te kijken. De oorlog ligt op mijn nachtkastje: Montyn van de onlangs overleden schrijver Dirk Ayelt Kooiman en De laatste getuige over het waargebeurde verhaal van Wim Alosery, de Nederlander die tijdens de Tweede Wereldoorlog drie concentratiekampen en een grote scheepsramp overleefde. De oorlog zit op mijn scherm met dank aan Netflix. De oorlog zit in mijn reistas. In ons hotel onder de Brandaris lees ik geboeid Het uiterste der zee van Pauline Broekema over een moeder en kind die in Friesland moeten onderduiken.
De Waddeneilanden kennen ook mannen die iets met de oorlog hebben. Op Schiermonnikoog, Vlieland en Terschelling zijn eilanders van het type noeste doorzetter die de laatste jaren bunkers hebben uitgegraven om het verleden van de Duitse bezetting voor ons als toeristen bloot te leggen.
Een mix van fascinatie voor de oorlog en een donkere, druilerige dag tijdens onze herfstvakantie op Terschelling, leidt tot een bezoek aan het Bunkermuseum, net buiten West. Terschelling vormt met de naam Tiger een wonderbaarlijk duo. Ooit noemde rederij Doeksen een nieuwe snelboot Tiger en vele mensen spraken de naam op zijn Engels uit. Historisch gezien nogal een blunder. De tijger werd namelijk als symbool afgebeeld op de buitenkant van een complex van 85 Duitse bunkers in de Tweede Wereldoorlog op dit deel van het eiland met de aanduiding van Tigerstelling als gevolg. Een Duitse tijger dus.
Een legertje vrijwilligers heeft de afgelopen jaren drie van de vier bunkers uitgegraven. Met kranen en shovels zijn enorme hoeveelheden zand en puin uit de bunkers verwijderd waarna er elektriciteit is aangelegd. Zo ontstond een heus museum met een ontvangstruimte en toegankelijke en niet-toegankelijke bunkerruimtes die je terugplaatsen in de tijd van de Duitse bezetters van zeventig jaar geleden. Buiten loop je door een duinlandschap dat je vlakbij de baai van Dellewal meestal links laat liggen als je van de boot komt. Met een duidelijke route tussen beton en bomen, lopen we bunkers in en beklimmen we duintjes waar de radars, de zendmasten en het luchtafweergeschut hebben gestaan. We zijn even in een deel van de Atlantikwall, ooit 5000 kilometer lang, aangelegd door Duitsers om een geallieerde invasie te voorkomen.
Mijn vrouw en ik zijn onder de indruk van wat de vrijwilligers hier bloot hebben gelegd voor ons als bezoekers en we raken geïmponeerd door de perfectie van een waanzinnig oorlogssysteem. We besluiten even op adem te komen met een kopje koffie in de ontvangstruimte. Een man en vrouw van zeker boven de tachtig melden zich bij de kassa met een tonnetje, een jerrycan en nog wat voorwerpen. “Gejat van de moffen,” hoor ik de dief van weleer zeggen tegen de dienstdoende gastheer. Het klinkt als een kleine verzetsdaad. Ik vraag me af wat ik gedaan zou hebben zeventig jaar geleden.