Uit de oude doos Berenloop november 2007: Beer 2448 en berin Grietsje

Opgetogen sta ik op de eerste zondag van november met zo’n 3300 collega beren en berinnen te wachten op het alarmsignaal van de Brandaris, het begin van 21 kilometer Berenloop. 700 grote helden van de 42 km hebben hun eerste kilometers er al op zitten. Ik controleer m’n veters, bekijk overdreven vaak m’n horloge en vraag de berin naast me hoeveel zij er heeft gelopen en voor wat voor tijd ze gaat.

De sirene loeit, ik wens de berin veel plezier. De eenzame strijd begint. Alleen jij en niemand anders moet het doen. Je leeft en loopt op jezelf. Je onderdrukt je enthousiasme en je ijdelheid, je verlaagt je tempo, je moet nog 19 kilometers. De Hoofdweg ligt er exclusief helemaal voor ons beren. Het eerste uur heb je nog oog voor de versierde tuinen met beertjes, vlaggetjes en slingers. De triomfboog bij de Rustende Jager onderga je met een geluksgevoel. Dat gaat lekker, op weg naar de eerste 10 km. De enthousiaste toeschouwers bezorgen je af en toe brok in je keel. Zij klappen ook voor mij. Kan dat niet elke dag, een paar minuten applaus? Zo’n badkuip vol warmte doet je goed.

Deel 2 begint, ik voel het aan mijn achillespees, m’n knie en m’n kuiten. Hier slaat de twijfel toe, waar ben ik aan begonnen, waar doe ik het voor? Reddingsplan 1: ik zoek een voorbeeldberin, een mooie vrouw met elegante pas die me inspireert. 500 meter voor me ontwaar ik Grietsje in haar strakke roze jack. Ze loopt ontspannen, geen grammetje vet te veel. Ik baal van m’n overgewicht. Langzaam krijg ik haar beter in beeld. Mijn mannelijke trots en ego zorgen voor de broodnodige extra adrenaline. De souplesse wordt minder maar ik haal Midsland aan Zee met een redelijk tempo.

Maar dan rijzen de ijsbergen van Nova Zembla op, het schip van Willem Barentsz zinkt nog net niet, maar de vaart gaat er helemaal uit. De strandovergang omhoog is een sluipmoordenaar, langzaam gaat elke spier in staking, het lichaam wil duidelijk voor anker. De geest is nog krachtig: wij zullen het strand en de zee zien, denk ik licht wanhopig.

Nog nooit heb ik het zand zo vervloekt, duizenden voeten voor me hebben het strand omgeploegd tot een loodzware zandbak, Het voelt alsof je je dubbele gewicht mee moet zeulen. Reddingsplan 1 heeft zijn werking verloren, Grietsje kiest haar eigen pad en ik moet haar loslaten.

Reddingsplan 2: de ambities verlagen, het tempo nog verder naar beneden, gooi de ijdelheid in de Noordzee en vooral: accepteer je beperking, leg je neer bij de feiten. Als je eenmaal zo ver bent (daar gaan minuten over heen), gun je jezelf een wandeling. Het nadeel van dit reddingsplan is dat het vrij snel is uitgewerkt.

Het lichaam schreeuwt om aandacht, de spieren leggen bijna het loodje. Het wandelen krijgt de overhand, links en rechts word je ingehaald. Vroeger door mannen, nu door steeds meer vrouwen, stel ik sociologisch op het strand vast. Als eeuwige optimist, ook al heb ik nu even het zwart voor m’n ogen, zie ik altijd lichtpuntjes.

Reddingsplan 3: de mentale strijd rond het dilemma wel of niet uitstappen loslaten. Ik stel mijn eindtijd bij, gooi het schema van 2 uur en nog een klein beetje in een verlaten kuil. En dan gebeuren er wondertjes. De bekende eilanderfotograaf Jan Heuff zoekt de gedoodverfde winnaar Saher Yousef (2 u 38 over 42 km!) maar krijgt mij in zijn lens en schiet een mooi plaatje. Mijn geluk kan niet op. Voor een paar minuten. En daar rijzen nieuwe ijsbergen: we verlaten het strand en moeten het duin op. De martelgang van de marathon heeft vele gradaties op Terschelling.

Altijd duiken er weer langs het parcours bekende en mindere bekende supporters op die ervoor zorgen dat ik de schijn ophou dat het goed gaat. En daar moet je je dan naar gedragen. Zo komt Beer 2448 de Longway op. Het kruis wordt steeds zwaarder, het bos verandert in een ondoordringbaar woud met roofdieren, giftige slangen en krokodillen. Het zo bewonderde fietspad verandert in een moeras met giftige, stinkende dampen. Ik verdrink, ik verzuip in ondoorwaadbare plekken, ik sterf om de vijfhonderd meter. Tijd voor een noodplan.

Het beproefde reddingsplan nummer 1: ik zoek de reddingsboei van een tweetal vriendelijke berinnen. Zij lopen gestaag door, de ene vrouw spreekt me vriendelijk toe. Ik kan haar wel omhelzen. 1500 meter gered. Ik zie het politiebureau, ik voel een beer in mijn kuiten bijten en ben m’n jachtgeweer kwijt.

De muziek bij de haven geeft me een kick voor de laatste 500 meter. Burgemeester Visser groet me vriendelijk in de Torenstraat. De Brandaris heeft op me gewacht, ruim twee uur lang. Willem Barentsz strandde in 1596 op Nova Zembla. Ik haal de Koegelwiek van half vijf. En nu Berenburg.

Eerder gepubliceerd in Terschelling Magazine december 2007 en Geluksvogel. Het eilandgevoel van Terschelling (2015). Te bestellen via bol.com

Reacties
Alle reacties
Reacties